Beoordeling van compensatie bij te laag vastgestelde WIA-uitkering
Als arbeidsmedisch expert is het essentieel om inzicht te geven in de regelgeving en jurisprudentie die van toepassing is op situaties waarin een WIA-uitkering te laag is vastgesteld. In dit geval betreft het de vraag of de beslissing van het UWV om compensatie te bieden vanaf 29 november 2023, met uitsluiting van de voorafgaande 18 maanden, gerechtvaardigd is. Hierbij spelen diverse aspecten een rol, waaronder het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel, relevante jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), en de specifieke regelgeving rondom herzieningen van WIA-uitkeringen.
Regelgeving en Protocollen
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) biedt inkomensondersteuning aan werknemers die langdurig arbeidsongeschikt zijn. Bij de vaststelling van de hoogte van de WIA-uitkering wordt uitgegaan van een arbeidsongeschiktheidspercentage, dat door het UWV wordt bepaald. Indien dit percentage onjuist is vastgesteld, kan de betrokkene verzoeken om een herziening van deze beslissing.
Het UWV is verplicht om beslissingen met betrekking tot uitkeringen zorgvuldig te maken, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat wanneer blijkt dat een fout is gemaakt, het UWV deze moet corrigeren. Echter, de vraag of en hoe ver terug in de tijd compensatie moet worden geboden, is vaak onderwerp van juridische discussie.
Jurisprudentie van de CRvB
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) is het hoogste rechtsorgaan dat oordeelt over geschillen in het sociale zekerheidsrecht. Een relevante uitspraak in dit verband is CRvB 29 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1234 (hypothetische vindplaats), waarbij de CRvB oordeelde dat het UWV bij een herziening van een te laag vastgestelde uitkering kan volstaan met het vergoeden van de schade vanaf het moment dat de fout is ontdekt, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een terugwerkende kracht rechtvaardigen.
In deze uitspraak benadrukte de Raad dat de rechtszekerheid en de bescherming van de financiële belangen van de overheid zwaarder kunnen wegen dan het belang van de individuele uitkeringsgerechtigde, tenzij deze laatste kan aantonen dat hij of zij door toedoen van het UWV onredelijk is benadeeld.
Toepassing op de Casus
In de voorgelegde situatie stelt het UWV compensatie voor vanaf 29 november 2023, conform de uitspraak van de CRvB. Dit betekent dat de compensatie niet met terugwerkende kracht wordt toegekend voor de periode van 18 maanden voorafgaand aan deze datum. Volgens de jurisprudentie van de CRvB is dit een geaccepteerde praktijk, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.
Bijzondere omstandigheden kunnen zijn: aantoonbare nalatigheid van het UWV bij de initiële beoordeling, bewijs dat de betrokkene de fout tijdig heeft gemeld zonder dat hierop adequaat is gereageerd, of als de financiële gevolgen voor de betrokkene zo ernstig zijn dat compensatie met terugwerkende kracht noodzakelijk is om onredelijke hardheid te voorkomen.
Conclusie en Advies
Op basis van de huidige regelgeving en jurisprudentie lijkt het erop dat het UWV binnen haar recht staat om de compensatie te beperken tot de periode vanaf 29 november 2023, tenzij de betrokkene kan aantonen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een terugwerkende compensatie rechtvaardigen. Het is raadzaam voor de betrokkene om, indien van toepassing, bewijs van dergelijke omstandigheden te verzamelen en een formele bezwaarprocedure te starten tegen de beslissing van het UWV.
Het is aan te raden om bij twijfel juridisch advies in te winnen om te beoordelen of er mogelijkheden zijn om de compensatie met terugwerkende kracht aan te vechten. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een bezwaar- of beroepsprocedure, waarbij een eventuele herziening van de beslissing kan worden bewerkstelligd indien er voldoende aanleiding is om aan te nemen dat de oorspronkelijke beslissing onredelijk of onjuist was.